-
1 montrer
montrer [mõtree]1 tonen ⇒ laten zien, (aan)wijzen2 laten blijken ⇒ getuigen van, wijzen op4 laten zien ⇒ aantonen, uitleggen, leren♦voorbeelden:1 zich vertonen ⇒ zich laten zien, zich laten kennen♦voorbeelden:v1) (aan)tonen2) laten blijken, wijzen (op)3) beschrijven -
2 tapis qui montre la corde
tapis qui montre la cordeDictionnaire français-néerlandais > tapis qui montre la corde
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский